
Gemiddelde Nederlander heeft zo’n 568 kennissen. ‘Groot netwerk is waardevol.’
⌂ » Werk & ondernemen » Nijmegen innoveert
Jonge mensen, werkenden, hoger opgeleiden en mensen met hoge inkomens hebben de grootste sociale netwerken. Een groter netwerk hebben is nuttig. ‘Dat kan helpen bij het vinden van werk of sociale steun,’ aldus Bas Hofstra, socioloog aan de Radboud Universiteit. ‘Mensen met een kleiner netwerk hebben het vaak moeilijker.’
We kennen allemaal veel mensen: familie, vrienden, buren, collega’s, en ook die kennis die je ooit op een feestje ontmoette. Maar hoeveel kennissen heeft de gemiddelde Nederlander eigenlijk? Dat verschilt enorm van mens tot mens, ontdekten Beate Völker (Vrije Universiteit), Bas Hofstra (Radboud Universiteit), Rense Corten (Universiteit Utrecht) en Frank van Tubergen (Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut), die de sociale netwerken van volwassen Nederlanders onderzochten.
Uit de studie blijkt dat volwassen Nederlanders gemiddeld zo’n 568 mensen persoonlijk kennen (de mediaan is 488). Dit netwerk omvat niet alleen vrienden en familie, maar ook kennissen met wie je een praatje zou maken als je ze op straat tegenkomt. Ter vergelijking: eerdere studies in de VS en in Spanje vonden iets hogere aantallen, terwijl in een land als Chili juist een lager aantal werd gevonden.
Klein netwerk heeft nadelen
De onderzoekers vroegen in een representatieve enquête eerst 1325 Nederlanders hoeveel mensen ze kennen met bepaalde kenmerken, zoals iemand met een specifieke voornaam, iemand die recent een hbo-diploma heeft behaald of iemand die in het laatste jaar vader of moeder is geworden. Op basis van de antwoorden konden de onderzoekers dit vergelijken met aantallen in de gehele bevolking van Nederland. Zo konden ze een schatting maken van de omvang en samenstelling van het grotere netwerk.
‘Sommige mensen kennen weinig, andere mensen kennen heel veel anderen,’ zegt socioloog Bas Hofstra. ‘We wisten dat al van goede vrienden: sommige mensen hebben er geen, andere mensen meerdere, maar voor de bredere netwerken wisten we daar nog weinig over. Dankzij dit onderzoek kun je beter voorspellen wie een groter risico heeft om minder verbonden te zijn met anderen. Die mensen hebben misschien extra ondersteuning nodig, want wie een klein netwerk heeft kan daar nadelen van ondervinden.’
Wie heeft het grootste netwerk?
Er zijn grote verschillen tussen mensen wat de omvang van hun netwerk betreft. Jongere mensen hebben doorgaans grotere netwerken dan ouderen. Zo hebben Nederlanders tussen de 18 en 30 jaar gemiddeld een netwerk dat bijna 38% groter is dan dat van mensen boven de 65. Ook hebben mensen die werken gemiddeld een netwerk dat 19% groter is dan mensen zonder betaalde baan. Andere factoren die een rol spelen: hoger opgeleiden, mensen met hogere inkomens, of met meer huisgenoten hebben vaak grotere netwerken. Zo vergroot elke extra huisgenoot het netwerk met 8%. Tussen mannen en vrouwen zit dan weer geen verschil: hun netwerken zijn even groot in dit onderzoek.
Uit je bubbel
Naast de grootte keken de onderzoekers naar de samenstelling van netwerken. Ze ontdekten dat netwerken vooral bestaan uit mensen die op ons lijken. Zo kennen vrouwen gemiddeld meer vrouwen (66%) dan mannen dat doen (56%). Andersom geldt dat mannen meer mannen kennen.
Ook op het gebied van opleidingsniveau is er segregatie. Mensen met een hbo- of universitaire opleiding kennen voornamelijk anderen met een soortgelijke opleiding (ongeveer 81% van hun netwerk). ‘Over hechtere vriendenkringen wisten we al dat die vaak bestaan uit mensen die op elkaar lijken,’ aldus Hofstra. ‘Maar dat blijkt dus ook bij het grotere netwerk van kennissen een belangrijke rol te spelen.’
De grootte en samenstelling van je netwerk bepaalt ook je hoeveel hulp je krijgt als je het moeilijk hebt. ‘Een groot netwerk kan helpen bij het vinden van een baan of het krijgen van steun in moeilijke tijden,’ legt Hofstra uit. Dit onderzoek biedt volgens hem daarom waardevolle inzichten voor beleidsmakers en wetenschappers die willen begrijpen hoe sociale structuren in Nederland werken — en waar mogelijk (zwakke) verbindingen kunnen worden versterkt. ‘Beleidsmakers zouden ontmoeting tussen bijvoorbeeld praktisch- en theoretisch opgeleiden kunnen faciliteren, waardoor mensen wat meer contacten krijgen buiten die bubbel.’