'Ik, Maria van Gelre': terug in de tijd bij Museum Het Valkhof

| Romy Mennen

Museum Het Valkhof pakt groots uit met ‘Ik, Maria van Gelre’, een tentoonstelling die je meeneemt door het fascinerende leven van deze middeleeuwse hertogin. Met ruim 100 (kunst)objecten uit internationale collecties wordt een beeld geschetst van haar bijzondere bestaan als adellijke vrouw aan het begin van de 15e eeuw. Het hoogtepunt van de tentoonstelling vormt Maria’s zeer uitgebreide gebedenboek. Uit het colofon blijkt dat zij zelf opdracht heeft gegeven tot het maken van dit boek, waardoor het een heel persoonlijk en representatief document is. Het gebedenboek is de belangrijkste middeleeuwse kunstschat uit Gelderland en is een hoogtepunt van de boekproductie uit de Noordelijke Nederlanden rond 1400.

Maria's gebedenboek lag jarenlang opgeborgen in de Stadsbibliotheek van Berlijn en was vanwege de enorme kwetsbaarheid niet toegankelijk voor het publiek. Johan Oosterman, hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit en gastcurator van deze tentoonstelling, raakte geïntrigeerd door het boek en zette een crowdfundingsactie op om het te kunnen restaureren. Dankzij het restauratieproces en Oostermans onderzoek kon de tentoonstelling tot stand komen. Uiteindelijk zijn er 40 pagina’s van het boek ter beschikking gesteld, die in twee reeksen van 20 pagina's worden tentoongesteld. Met behulp van vergrootglazen krijgen bezoekers de zeldzame mogelijkheid om de bladzijden tot in de kleine details te bewonderen.

Monnikenwerk

Het gebedenboek is volledig met de hand geschreven door Helmich die Lewe, een monnik uit klooster Mariënborn bij Arnhem. Hij voltooide de tekst in 1415, waarna het boek rijkelijk is versierd met miniaturen, initialen en randdecoraties. Wat bijzonder is aan deze illustraties, is dat ze veel gelijkenissen tonen met het werk van de gebroeders van Lymborch, drie befaamde miniatuurschilders afkomstig uit Nijmegen. Hun bekendste miniaturen zijn te vinden in het gebedenboek Les Très Riches Heures du duc de Berry dat toebehoorde aan de hertog Jan van Berry, de oom van Maria van Gelre. De gelijkenissen tussen deze illustraties worden mooi naar voren gebracht in de tentoonstelling, waar ze naast elkaar te bewonderen zijn.  

In de lezing 'Maria van Gelre in beeld' van Radboud Reflects vertelt Johan Oosterman wat Maria’s gebedenboek nu juist zo uitzonderlijk maakt. Het bestaat namelijk uit ruim 1200 pagina’s en is daarmee omvangrijker dan alle andere gebedenboeken die bekend zijn uit die tijd. Daarnaast is het geschreven in de volkstaal in plaats van in het Latijn, wat volgens Oosterman zeer ongebruikelijk is, voor zover hij weet zelfs het enige bekende voorbeeld uit Noordwest-Europa destijds. Misschien nog wel het meest bijzondere aan het gebedenboek, is de manier waarop Maria van Gelre erin wordt afgebeeld. Opdrachtgevers lieten zich vaker afbeelden in hun boeken, maar dit was meestal op een bescheiden manier, knielend, in een hoekje van de miniatuur. De weergave van Maria is niet bescheiden, maar juist heel zelfbewust, als een echte powervrouw: haar figuur is ten voeten uit weergegeven en bekleedt een gehele pagina. Maria wordt vergezeld door twee engelen. Eén daarvan wijst naar het boek en de andere heeft een lint vast met de tekst ‘O milde Maria’. Zij geven haar hiermee de opdracht om haar gebeden te bidden en een vroom en toegewijd leven te leiden. 

'Powervrouw' Maria van Gelre

Uit het gebedenboek blijkt dat Maria van Gelre een vooraanstaande en zelfbewuste vrouw was, maar hoe is zij zo geworden? Wie was Maria van Gelre? Ze werd geboren in 1380 in Normandië als Marie d’Harcourt en was een nichtje van de Franse koning Karel VI. Ze werd de meest geliefde hofdame van het echtpaar Valentina Visconti en Louis d’Orléans, de broer van de koning. Haar tijd aan het Franse hof is erg belangrijk geweest voor haar ontwikkeling. In de eerste ruimte van de tentoonstelling zijn daarom veel voorwerpen te zien die representatief zijn voor deze periode in haar leven.


Foto's: Dick van Aalst / Radboud Universiteit

Het Franse hof was rond 1400 het intellectuele en artistieke centrum van Europa. Op deze manier kwam Marie d’Harcourt in aanraking met verschillende schrijvers en daarmee ook hun ideeën. Een belangrijk voorbeeld hiervan is Christine de Pizan. Zij werd op 25-jarige leeftijd weduwe en besloot hierna niet te hertrouwen, maar te gaan schrijven. Op deze manier het lukte haar om als zelfstandige vrouw te kunnen leven. Haar geschriften zijn ook dikwijls gericht op de positie van de vrouw. Volgens Oosterman schrijft ze zelfs dat vrouwen anderhalf keer zoveel kunnen als mannen. Deze ideeën zijn destijds waarschijnlijk een grote inspiratie geweest voor Marie d’Harcourt.

In 1405 trouwde ze met Reinald IV, hertog van Gulik en Gelre. Ze sloten een gearrangeerd huwelijk met een politiek doeleinde. Maria moest zorgen voor een wettige opvolger van Reinald, maar dit is nooit gelukt. Ze is altijd kinderloos gebleven. Als echtgenote van Reinald kreeg ze veel invloed op het hertogdom van Gulik en Gelre, een van de welvarendste gebieden van West-Europa op dat moment. Zij gebruikte hierin alle ruimte die ze had, leerde snel de taal en was een leidend figuur in onderhandelingen. Een van de topstukken uit de tentoonstelling is hier een goed voorbeeld van, namelijk een verbondsbrief die te maken had met de onderhandelingen over een opvolger van Reinald. Wat erg opmerkelijk is, is dat de brief wel is voorzien van een zegel van de hertogin, maar niet van de hertog. Dit laat zien dat Maria een belangrijke rol speelde bij de onderhandelingen, maar ook dat ze erg zelfstandig was.

De tentoonstelling ‘Ik, Maria van Gelre’ neemt je mee terug in de tijd en brengt je heel dicht bij het bewogen leven van deze bijzondere hertogin en haar prachtige gebedenboek. De expositie is t/m 6 januari te zien in Museum Het Valkhof. 

Dit vind je misschien ook leuk